Dorina werkt bij een grote onderwijsinstelling in het zuiden van het land.
Een beetje onzeker neemt ze plaats in de kappersstoel. Ze kijkt naar de grond.
A: Hoi, zou je eens in de spiegel willen kijken en vertellen wat je ziet?
D (kijkt omhoog, met tegenzin) Nou, ik zie gelijk dat ik te dik ben, dat ik problemen heb met mijn gewicht.
A: Dat lijkt me geen probleem! Gezellig ook. Toch?
D: Dat ik geen ‘nee’ kan zeggen tegen al het lekkers dat mij altijd maar aangeboden wordt.
A: Heerlijk! Wordt er veel gesnoept hier?
D: Ja, veel jarigen nemen wat lekkers mee om te trakteren.
A: Super toch! Heb je vandaag al wat lekkers gegeten?
D: Ja, maar er was niemand jarig. Er stond gewoon een volle pot M&M’s en die is nu een stuk leger… Ik zit ook een beetje met mijn bloeddruk…
A: [vrolijk] Ook nog! Eigenlijk hoor ik nu drie problemen!
M: Je mag er maar één kiezen. Je zegt: mijn gewicht, ik kan niet nee zeggen tegen lekkere dingen én ook nog dat je hoge bloeddruk hebt. Dat zijn er drie, toch?
D: Ja, maar het heeft allemaal met elkaar te maken.
M: Echt? Hoe weet je dat? Ben jij een dokter?
D (lacht hardop) Nee, maar iedereen weet toch dat het slecht voor je gezondheid is… snoepen…
M: Ja, maar voel je je verder goed?
D: Dat gelukkig wel, maar ik merk wel dat mijn gewicht me een beetje in de weg zit.
M: Dan moet je het gewicht gewoon wegdoen toch? Hoelang is dat al zo?
D: Een jaar, denk ik.
M: [plagerig] Zit je gewoon een beetje te zeuren? Wat doe je er eigenlijk aan?
D: [lacht] Nou, ik kon vroeger veel beter nee zeggen. Toen ging het heel goed.
M: [verbaasd] Dus je kunt wel nee zeggen!
D: Dat was een tijdje terug. Ja, maar nu lukt het niet meer.
A: Huh? Wat is er gebeurd?
D: [zachte stem] Nou ja, mijn moeder is ziek geworden en niet zo lang geleden overleden.
A: Da’s gek?! Dus toen je moeder nog leefde kon je nog nee zeggen. Heeft zij het woordje ‘nee’ meegenomen in haar graf?
D: [glimlacht] Ja, denk ik.
A: [warm] Dus na het overlijden van je moeder ben je even een beetje uit balans.
D (knikt)
A: Een beetje verdrietig.
D: [waterige ogen] Ja.
A: En dan ga je nu wat makkelijker door het leven door gewoon eventjes ‘ja’ te zeggen tegen alles wat lekker is? Ik vind dat een heel normale reactie eigenlijk, toch?
D: Ja, dat is ook zo. Maar op een gegeven moment…
M: Hoelang is ze nu overleden?
D: Een paar maanden geleden, in juli…
M: Hoelang duurt rouwen eigenlijk? Een jaar?
D: Ik weet het niet, het zou kunnen.
M: Dat is mooi! Dus dan zou je kunnen zeggen: ik doe dit nog eventjes tot juli volgend jaar en dan ga ik weer gewoon letten op mijn eten.
A: [vrolijk] Leeft je vader nog?
D: [zacht] Nee.
A: Ah, fijn! Dat is gunstig, want dan loop je niet het risico dat het weer gebeurt als je er net van af bent.
D [glimlacht] Ik ga nooit meer terugvallen.
M: Wat mis je het meest?
D (denkt even na) De gesprekken, denk ik. Gewoon… je hebt zo vaak dat je denkt: oh, dat had ik even met haar kunnen bespreken of dat zou zij wel weten. Dat soort dingetjes.
M: En als ze er nu zou zijn, wat zou ze dan tegen je zeggen?
D: Ik heb geen idee, ik kan het zelf niet bedenken.
A: Dus ze was niet heel duidelijk, je moeder?
D: Nou, ze heeft zelf ook wel meerdere pogingen gedaan om af te vallen, maar toen ze wat ouder werd, had ze het probleem om juist op gewicht te blijven.
A: [vrolijk] Ooohh, jij bent gewoon aan het bufferen voor later. Met het extra gewicht nu kom je goed uit later als het er vanzelf af gaat. Net als bij je moeder! Goed bezig zeg!
M: Eigenlijk ben je dus beter bezig dan je moeder, jij kijkt tenminste vooruit.
D [beetje overvallen] Nou ja, zo zou je het ook wel kunnen bekijken…
A: Ik zou het zeker zo bekijken!
D: Ja, dat is wel de makkelijkste manier om het zo te bekijken.
A: Sterker nog, je weet niet eens of straks alles nog wel beschikbaar is. Als je kijkt naar hoe de wereld ervoor staat en wat er gebeurt… Misschien kun je straks wel niet meer alles kopen. Dan kan je het beter nu vast hebben dan straks gewoon voor een lege schap staan. Dan denk je: ‘had ik het nou maar gedaan’. Misschien zou je moeder wel zeggen: ‘Zo moet je het doen, lieverd!’
D [tranen wellen op in haar ogen]
M: Is het echte probleem eigenlijk niet dat je je moeder mist?
D [knikt]
A: Kun je eigenlijk wel een beetje goed janken?
D [knikt weer]
A: Dat wil ik wel eens zien! Maar kun je wel GOED janken?
D [kijkt weer omhoog in de spiegel] Ik weet het eigenlijk niet…
M: Stel nou dat je het eens echt gaat opzoeken? Het echte janken. Want je mist je moeder gewoon.
D: Ja, dat kan wel, denk ik.
M: Hoe ga je dat doen?
D: [vrolijk] Nou, aan zielige dingen denken bijvoorbeeld.
M: Aan je zielige zelf. Dat je even een zielig momentje met jezelf uitzoekt.
A: Weet je, gevoel wil gevoeld worden. Er zit nog veel verdriet in jou dat gevoeld moet worden.
Als je daar geen aandacht aan schenkt, dan blijft dat en het beïnvloedt heel erg je gedrag.
M: En wist je dat janken en eten goed samen gaan?
A: Precies! Stel nou dat je allemaal lekkere dingen koopt en denkt: ‘Nou, die eet ik alleen maar in mijn emotionele moment. Als ik aan het janken ben.’ Je eet ze dan niet op een ander moment!
D (veert op) Ja, dan ga ik er echt even voor zitten.
A: Kijk, je maag knort al.
D: [opgewekt] Ja, ik krijg weer trek!
M: Ja, maar ga je dan zo hier janken op kantoor? Want alleen dan mag je eten, weet je wel.
D: (zucht)
M: Stel nou dat je zegt: ‘Ik ga ieder weekend een momentje voor mezelf zoeken om te voelen hoe het is om mijn moeder te missen.’ Hoe klinkt dat?
D: Dat klinkt wel fijn.
M: Wat ga je snoepen dan?
D: Stroopwafelijs!!!
A: Ik zie het helemaal voor me: zo’n grote bak zeker.
M: Mag je wel oppassen dat je geen brainfreeze krijgt!
D [lacht] Ik zie mezelf al, zoals in die films waarin zielige vrouwen dan zo’n dikke bak ijs wegwerken!
A: Precies! [zingt] Net als in de film, ik wil het! En dan van die enorme tranen in een huilbui, heerlijk!
M: Wat is dan de beste dag?
D: [resoluut] Zondag is de beste dag!
M: Hoe laat?
D: Zeven uur! Dan kijkt mijn man toch voetbal.
A: Klinkt als een plan!
M: Nou hup, snel kopen die bak stroopwafelijs!